Belgische Herder Club Nederland - Logo

Fokkerij

Aankeuringen

AANKEURINGEN
 
Via de club kan er een aankeuring van uw hond plaatsvinden. Een aankeuring is een keuring die
niet op een tentoonstelling plaatsvind maar wel door een voor het ras bevoegde keurmeester
wordt gedaan. Buiten tentoonstellingen mag er niet gekwalificeerd worden op het keurrapport
wordt daarom aangegeven bij kwalificatie “op niveau van” bv zeer goed, goed, uitmuntend etc.
Aankeuringen zijn vooral bedoeld voor werkhonden. Sommige landen vragen een tentoonstelling
of keuringsuitslagen van de ouderdieren om voor een stamboom in aanmerking te komen.
Om ook voor publicatie van de uitslag in aanmerking te komen moet de hond in het bezit zijn van werkcertificaten. De certificaten die hier voor in aanmerking komen zijn:
de certificaten van Raad van beheer op Kynologisch gebied:
IPO I,II en III
IPO speurhond I,II
IPO R
Lawinehond A,B
Waterwerk A,B
Mondioring I, II, III, Franse en Belgische ring.
Certificaten van de Koninklijke politiehond vereniging:
PH I,II
Objectbewakingshond
Speurhondenprogramma's
Certificaten van de Bond voor de Nederlandse diensthonden:
Beveiligingshond
Speurhond.
Bij buitenlandse certificaten of wanneer het certificaat van uw hond niet op de lijst voorkomt
kan door het bestuur worden bekeken of het certificaat aan deze lijst kan worden toegevoegd.
Organisatie aankeuringen:
De keuringen vinden meestal plaats tijdens evenementen van de vereniging. Op evenementen
zijn er vaak al keurmeesters aanwezig. Wilt u uw hond laten keuren neemt u dan tijdig contact
met ons op zodat wij iets kunnen plannen. Indien er geen beschikbare keurmeester op het
evenement aanwezig is kan dit extra kosten voor u met zich meebrengen.
Keuringen buiten evenementen om zijn soms mogelijk indien wij een keurmeester kunnen vinden
die hier toe bereid is. Na de keuring ontvangt u per mail een keurrapport en u ontvangt tevens
een certificaat van onze vereniging thuisgestuurd.
Kosten keuring tijdens een evenement waar een keurmeester aanwezig is:
leden 10 euro
niet leden 30 euro
Kosten keuring tijdens een evenement waar geen keurmeester aanwezig is of buiten evenementen
om:  
leden 10 euro + de kosten van de keurmeester volgens de vergoedingsregels van de Raad
van beheer op Kynologisch gebied (kilometervergoeding en keurloon).
Niet-leden 30 euro + de kosten van de keurmeester volgens de vergoedingsregels van de Raad
van beheer op Kynologisch gebied (kilometervergoeding en keurloon).

huistevelde
Kennel Tjamme's End
Petra Colijn
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 
Kennel Van 't Huis te Velde
Margreeth Jongenelen
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 
https://huistevelde.nl 


alt alt 
Kennel Chevalric's
M.Bastiaansen-Segers

email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Kennel Shepherds Dogmate
J.Hermans-Janssen
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


 
Kennel Joli de Feja
Janett Vis
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
www.laekenseherderjolidefeja.nl
 

 

Laekense Herder Enquete Uitlslag

Intervarieteitskruising anno 2013 bij de Belgische Herder in Nederland?

 

Verslag enquete onder Laekense Herder Fokkers.

 

In 2013 liep de afspraak af tussen NVBH en de Raad van Beheer om geen intervarieteitskruisingen toe te staan in Nederland. Betekent dat er dus vragen gesteld werden door fokkers en er geëvalueerd werd in 2013.

Beide rasverenigingen NVBH en BHCN hebben dat serieus genomen. De tendens, nu kort door de bocht, is dat om een variëteit echt te verbeteren geen noodzaak is intervariëteit in Nederland toe te passen. In landen om ons heen gebeurt het al regelmatig dat er Groenendaeler-Tervuerense worden geboren. Ook wordt Mechelaar gebruikt voor de Laekense in landen om ons heen. In Nederland zelf mag nu niet gefokt worden met intervariëteiten van de Belgische Herder. De enige variëteit die echt baat lijkt te hebben bij intervariëteit is de Laekense, omdat deze populatie erg klein is.

Willen Nederlandse fokkers dat echter toepassen, dan moet er een plan komen van de rasverenigingen. Daartoe is er o.a. een overleg geweest afgelopen november tussen beide rasverenigingen. Ondertussen had de BHCN bij fokkers van Laekense Herders in Nederland vragen gesteld over hoe deze fokkers nu denken over mogelijke intervarieteitskruisingen voor de Laekense.

Er werden Nederlandse fokkers, wel of niet lid van de BHCN of NVBH, benaderd die afgelopen 10 jaar, vanaf 2003, in Nederland een of meer nestjes hebben gefokt. Zo zijn er 16 fokkers benaderd via de mail. Eén fokker heeft telefonisch gereageerd, 12 via de mail en 3 hebben helemaal niet gereageerd. 11 Fokkers zijn akkoord met delen van de informatie.

Resumerend komt het er op neer, dat de fokkers die hebben gereageerd op de vragen, aangeven, dat er anno 2013 geen directe zorgen zijn over de Laekense, dat er al Mechelaarbloed in stambomen van een aantal Laekense zitten, dat er vanuit het buitenland een Laekense-Mechelaar gebruikt kan worden indien gewenst. Maar men ziet wel dat de Laekense in (nabije) toekomst hulp nodig heeft, en dan wordt met name gedacht aan de Mechelaar. Maar ook de Hollandse Ruwhaar is genoemd (wat veel ingewikkelder is om te mogen gebruiken). Een meerderheid van de fokkers die hebben gereageerd geeft aan dat de Laekense baat heeft bij een kruising met de Mechelaar.

Er werd echter ook aangegeven, dat de rasverenigingen en de Raad van Beheer een goed plan moeten hebben en de fokkers moeten ondersteunen die een volgende stap willen maken, ook financieel, omdat het plan ten behoeve is van de verbetering van de populatie. De fokker neemt het risico, maar hoeft niet alles alleen te dragen. Er zijn nu fokkers die wel open staan voor intervarieteitskruising zelf toe te passen. Maar zoals gezegd, wel volgens criteria, en goed begeleid en gefaciliteerd. De meeste fokkers realiseren zich de consequenties, maar zoals gezegd, begeleiding en faciliteren is essentieel.

Het stuk van Pauline Koning-Stern-Hanf is helpend om tot beleid te komen. Maar duidelijk is wel, dat wil het echt verbetering gaan geven voor de populatie, dat er een goed plan met uitgeselecteerde ouderdieren moet komen.

Suggestie nu is de komende 5 jaar Mechelaar reuen te volgen en hun nakomelingen ook. Deze reuen moeten gezond zijn (er kunnen specifieke eisen gesteld worden), ruimschoots voldoen aan de rasstandaard. Als over b.v. 5 jaar een beleidsplan klaar ligt vanuit de rasverenigingen en de Raad van Beheer, is het prachtig dat er dan ook al een aantal geschikte reuen ‘klaar’ staat voor dekkingen met geselecteerde Laekense teven (plan Pauline Koning-Stern-Hanf).

Een andere suggestie is om de huidige Laekense-Mechelaars te inventariseren. En dan niet alleen de honden die gezien worden op shows, maar het hele nest. Zo’n F1 geeft heel informatie over de ouderdieren! Daartoe moeten fokkers in binnen- en buitenland benaderd worden. Honden hoeven in eerste instantie niet allemaal gezien te worden, nee een weergave van een nest door foto’s van de honden in stand en kopstudie is vooreerst voldoende. Daarnaast natuurlijk weergave van gezondheid, gedrag, etc. (plan Willemine van Deijl).

Beide plannen zijn voorgelegd aan Groep Behoud Laekense Herder:

Groep Behoud Laekense Herder (de kennels Shepherds Dogmate, Vår Letsager en Tjamme’s End) vindt dat beide plannen kunnen werken, ze kunnen samen op gaan. Een suggestie vanuit deze groep is, om als intervariëteit wordt toegepast een nest op de leeftijd van 7 weken te laten beoordelen door raskeurmeesters op uiterlijk, en pups een Laekense c.q. Mechelse stamboom te laten meegeven onder voorwaarde dat dezelfde honden nog een keer aangekeurd moeten worden op een leeftijd van b.v. 18 maanden. Dan op die leeftijd een definitieve stamboom meegeven. Groep Behoud Laekense Herder ziet de noodzaak Mechelaars te kunnen inzetten voor de populatie Laekense. Geeft echter aan, dat essentieel is een goed plan van de rasverenigingen en de Raad van Beheer en goede facilitering voor de betreffende fokker. Want het is niet (alleen) het individuele belang van de fokker, het is het universele belang van de populatie. Groep Behoud Laekense Herder geeft ook aan, dat nu in België wel eens Laekense geboren worden uit Mechelaar ouders, die een op stamboom een Laekense zijn. Mogelijk zijn er ook in Nederland af en toe Mechelse pups met relatief meer ruwhaar, die een Laekense stamboom kunnen krijgen? De moeite van het uitzoeken waard!

Verder geeft de Groep Behoud Laekense Herder aan, dat als individuele fokkers nu intervariëteit willen toepassen, dus nog er een goed uitgewerkt plan op tafel ligt, de betreffende fokker in ieder geval met een plan moet komen waar deze fokker op termijn naar toe wil, enkele generaties vooruit.

Bij de Raad van Beheer is een overzicht van de nesten in Nederland geboren Laekense. Van 1997 tot en met 2012 is een groei te zien van aantal nesten en pups per nest. Op zich een goed teken. Het inteeltpercentage is wat afgenomen, vooral om dat in verleden reuen veel vaker dekten en nu alleen nog incidenteel meer dekkingen doen dan 5 x. Ook wordt de laatste jaren vaker een reu uit het buitenland gebruikt, die echter nog altijd verwant is.

Kortom, een plan tot intervarieteitskruising tussen Laekense en Mechelaar wordt verwelkomd door de huidige rasverenigingen en de meeste fokkers van dit moment (2013).

Petra Colijn

 

 

Fokkerij

Voor een dek- geboortebericht of een vermelding voor de Proficiatpagina
ga naar Main Menu en dan naar Formulieren, ga naar het betreffende
invulformulier vul deze volledig in en verstuur het naar de Webmaster.
Alleen een volledig ingevuld Dek- en/of Geboorteformulier wordt in behandeling genomen

F.C.I.-STANDAARD Nr. 15 - 22.06.2001 BELGISCHE HERDERSHOND

Nederlandse tekst: Dr.R.Pollet

Land van Herkomst: België
Publicatiedatum van geldige originele standaard :   13.03.2001
Gebruik:Oorspronkelijk een herdershond, nu een gebruiks- (waken, verdedigen, speuren, enz) en veelzijdig diensthond, evenals gezinshond.

Groepsindeling F.C.I.: Groep1: Herders- en veedrijvershonden (uitgezonderd Zwitserse
                                            veedrijvershonden
                                 Sectie 1: Herdershonden  Met werkproef

Korte Geschiedenis van het ras:

Op het einde van de jaren 80 waren er in België een groot aantal honden die de kudden dreven. Het type was heterogeen en de vachten uiterst verscheiden. Met het doel wat orde op zaken te stellen vormden enkele gedreven hondenliefhebbers een groep. Ze lieten zich adviseren door Professor A.Reul van de veeartsenijschool te Creghem, die mag worden beschouwd als de echte pionier en grondlegger van het ras.
Het ras is officieel ontstaan tussen 1891 en 1897. Op 29 september 1891 werd te Brussel de "Club du Chien de Berger Belge" opgericht en op 15 november van hetzelfde jaar organiseerde Prof. A.Reul een bijeenkomst in Cureghem van 117 honden, wat toeliet om het bestand te tellen en de beste exemplaren te selecteren. De daaropvolgende jaren werd begonnen met een echte fokselectie, door toepassen van extreem dichte inteelt op enkele dekreuen.
Op 3 april 1892 werd door de "Club du Chien de Berger Belge" reeds een eerste, erg gedetailleerde ras standaard opgesteld. Eén enkel ras was toegelaten, met drie haarvariëteiten. Nochtans, zoals men destijds zei, was de Belgische Herder maar een hond van `de kleine luiden`, een ras dus dat nog prestige miste. Dit had als gevolg dat slechts in 1901 de eerste Belgische Herders in het stamboek van de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus (L.O.S.H.) werden ingeschreven.
In de loop van de jaren die volgden namen de bestuurders van de herdershondenliefhebberij vastberaden de taak op zich om eenheid te brengen in het type en om de fouten te verbeteren. Men mag stellen dat reeds rond 1910 het type en het karakter van de Belgische herder vastlagen.
In de loop van de geschiedenis van het ras heeft het probleem van de verschillende variëteiten en de toegelaten kleuren aanleiding gegeven tot veel controversen. In tegenstelling hiermede zijn er echter nooit meningsverschillen geweest met betrekking tot de lichaamsbouw van de Belgische Herder, zijn karakter en zijn werkaanleg.

Algemeen Voorkomen: de Belgische Herder is een middellijnige hond, met harmonische verhoudingen, die elegantie paart aan kracht. Hij is middelgroot, droog en sterk bespierd, inschrijfbaar in een vierkant, rustiek, gewend aan het openluchtleven en gebouwd om te weerstaan aan de zo frequente weersveranderingen van het Belgische klimaat. Door de harmonie van zijn bouw en zijn fier gedragen hoofd moet de Belgische Herder de indruk geven van sierlijke kracht, hetgeen het erfdeel is geworden van de geselecteerde vertegenwoordigers van het werkhondenras. De Belgische Herder zal in stand in zijn natuurlijke houding gekeurd worden, zonder fysiek contact met de voorbrenger.

Belangrijke verhoudingen: de Belgische Herdershond is inschrijfbaar in een vierkant. De borstdiepte komt tot aan de ellebooghoogte. De snuitlengte is gelijk aan of iets meer dan de helft van de hoofdlengte.

Gedrag / Karakter: de Belgische Herder is een waakzame en actieve hond, bruisend van vitaliteit en altijd bereid om tot actie over te gaan. Aan zijn aangeboren geschiktheid als bewaker van de kudden paart hij de kostbare goede eigenschappen van de allerbeste waakhond voor huis en erf. Hij is, zonder de minste aarzeling, de hardnekkige en vurige verdediger van zijn meester. Hij verenigt in zich alle vereiste kwaliteiten om een herders-, waak-, verdedigings- en diensthond te zijn. Zijn levendig en alert temperament en zijn zelfverzekerd karakter, zonder ook maar enige vrees of agressiviteit, moeten blijken uit de houding van zijn lichaam en de fiere en opmerkzame uitdrukking van zijn fonkelende ogen. Tijdens het keuren zal men rekening houden met een `rustig` en `onverschrokken' karakter.

Hoofd: hoog gedragen, lang zonder overdrijving, rechtlijnig, goed gebeiteld en droog. De schedel en de snuit zijn ongeveer even lang, met ten hoogste een klein verschil ten voordele van de snuitlengte, wat geheel de indruk geeft van een volmaakte afwerking.

Schedelgedeelte: middelmatig breed, in verhouding tot de lengte van het hoofd, het voorhoofd eerder afgeplat dan rond, de voorhoofdsgroef weinig afgetekend, van opzij gezien evenwijdig aan de denkbeeldige lijn die de neusrug verlengt, achterhoofdskam weinig ontwikkeld, wenkbrauw- en jukbeenbogen niet uitstekend.

Stop: matig

Snuitgedeelte:

Neus: zwart

Snuit: middelmatig lang en goed gebeiteld onder de ogen, geleidelijk naar de neus toe versmallend, in de vorm van een langwerpige wig, neusrug recht en evenwijdig aan de verlengde bovenlijn van het voorhoofd, goed gespleten bek, wat betekent dat bij geopende bek, met de kaken wijd uit elkaar, de mondhoeken sterk naar achteren zijn getrokken.

Lippen: dun, goed aangesloten en sterk gepigmenteerd.

Kaken/gebit: sterke en witte tanden, regelmatig en stevig ingeplant in goed ontwikkelde kaakbeenderen. 'Schaargebit', het 'tanggebit', waaraan de voorkeur wordt gegeven door schaapherders en veedrijvers, wordt getolereerd. Volledig gebit, beantwoordend aan de tandformule, het ontbreken van twee premolaren (2 P1) wordt geduld en de molaren 3 (M3) worden niet in aanmerking genomen.

Wangen: droog en goed valk, maar wel gespierd.

Ogen: middelmatig groot, noch uitpuilend, noch diepliggend, licht amandelvormig, schuin, bruinachtig, liefst donker, oogranden zwart, de blik is direct, levendig, intelligent en vragend.

Oren: eerder klein, hoog aangezet, duidelijk driehoekig uitzien, oorschelpen goed afgerond, de uiteinden puntig, strak, rechtopstaand en verticaal gedragen wanneer de hond aandachtig is.

Hals:
goed uitkomend, iets lang, tamelijk opgericht, goed gespierd, naar de schouders toe geleidelijk breder wordend en zonder keelwammen, de nek licht gewelfd.

Romp:
krachtig zonder plompheid, de lengte, vanaf het boegpunt tot aan het  zitbeenpunt, is ongeveer gelijk aan de schothoogte.

Bovenbelijning: de belijning van de rug en de lendenen verloopt recht.

Schoft: afgetekend.

Rug: vast, kort en goed gespierd.

Lenden: stevig, kort, voldoende breed, goed gespierd.

Kruis: goed gespierd, slechts zeer licht hellend, voldoende breed, maar zonder overdrijving.

Borst: weinig breed, maar goed diep, bovenzijde van ribben gewelfd, voorborst van voren gezien weinig breed, maar ook niet smal

Onderbelijning: begint onderaan de borst en stijgt licht in een harmonische curve naar de buik toe, die noch afhangend, noch windhondachtig mag zijn, maar licht opgetrokken en matig ontwikkeld.

Staart: goed ingeplant, met krachtige aanzet, middellang, minstens tot aan de sprong doch bij voorkeur verder reikend, in rust hangend gedragen, het uiteinde ter hoogte van de sprongen licht naar achteren gebogen, in actie meer opgeheven, doch niet hoger dan horizontaal gedragen, met de buiging naar de staartpunt toe meer uitgesproken, doch zonder ooit een haak of een afbuiging te vormen.

Ledematen:
Voorste Ledematen

Totaalbeeld: beendergestel stevig, maar niet zwaar, spierstelsel droog en sterk, de voorbenen zijn van alle zijden gezien loodrecht en van voren gezien volkomen parallel.


Schouders: het schouderblad is lang en schuin, goed aanliggend, met het opperarmbeen een voldoende hoek vormend, die in het ideale geval 100-115° bedraagt.

Opperarm: lang en voldoende schuin.

Elleboog: vast, noch afstaand, noch aangedrukt

Onderarm: lang en recht

Pols: zeer stevig en effen

Voormiddenvoeten: sterk en kort zoveel mogelijk loodrecht op de grond of slechts zeer weinig naar voren hellend

Voorvoeten: rond, kattenvoeten, tenen gebogen en goed gesloten, voetzolen dik en elastisch, nagels donker en dik.
 

Achterste ledematen:
Totaalbeeld: krachtig, maar niet zwaar; van opzij is de stand van de achterste ledematen loodrecht en gezien van achteren volkomen parallel

Dij: gemiddels lang, breed en sterk gespierd.

Knie: bevindt zich ongeveer loodrecht onder de heup; kniehoeking normaal.

Onderschenkel: gemiddeld lang, breed en gespierd.

Sprong: laag bij de grond, breed en gespierd; matig gehoekt.

Achtermiddenvoeten: stevig en kort; wolfsklauwen niet gewenst.

Achtervoeten: mogen licht ovaal zijn; tenen gebogen en goed gesloten; voetzolen dik en elastisch; nagels donker en dik

Gangwerk:
de beweging is bij alle gangvormen levendig en vrij; de Belgische Herder is een goede galopeur, maar de gewone gangen zijn de stap en vooral de draf; de ledematen bewegen evenwijdig aan het mediaanvlak van het lichaam (recht gaand). Bij hoge snelheid komen de voeten dichter bij het mediaanvlak; bij het draven is de tredwijdte gemiddeld, de beweging regelmatig en vlot, met een goede stuwing van de achterste ledematen, waarbij de bovenbelijning goed strak blijft en zonder dat de voorbenen te hoog worden opgeheven. De Belgische Herder is voortdurend in beweging en lijkt onvermoeibaar; zijn gang is snel, elastisch en levendig. Hij is in staat om in volle snelheid plots van richting te veranderen (is `wendbaar'); door zijn uitbundig temperament en zijn drang om te waken en te beschermen, heeft hij een uitgesproken neiging om in cirkels te bewegen.

Huid:
elastisch, maar over het hele lichaam goed en strak; randen van lippen en oogleden sterk gepigmenteerd.

Vacht en Variëteiten:
daar de beharing bij de Belgische herdershonden verschilt in lengte, aanblik en kleur, werd dit als criterium gekozen om een onderscheid te maken tussen de vier rasvariëteiten: de Groenendaeler, de Tervuerense herder, de Mechelaar of Mechelse herder en Laekense herder.
Deze vier variëteiten worden afzonderlijk gekeurd en iedere variëteit afzonderlijk kan een voorstel krijgen voor een C.A.C, een C.A.C.I.B. of reserves.

Vachtsoorten: bij alle variëteiten moet de beharing altijd dicht zijn, goed aanliggend, van 33n goede textuur en samen met de wollige ondervacht een uitstekende beschutting vormen.

LANGHAAR: het haar kort op het hoofd, aan de buitenkant van de oren en het onderste van de ledematen, behalve aan de achterzijde van de onderarm, die van aan de elleboog tot aan de pols bedekt is met lange haren, die `franjes' worden genoemd. Het haar is lang en vlak aanliggend over de rest van het lichaam en langer en overvloedig rond de hals en op de voorborst, waar het een `halskraag' en een `borstveer' of  `bef' vormt. De opening van de gehoorgang is beschermd door dichte haren. Vanaf de ooraanzet zijn de haren opstaand en vormen een omlijsting van het hoofd. De achterzijde van de dijen is bekleed met zeer lang en overvloedig haar, dat de `broek' vormt. De staart is bedekt met lang en overvloedig haar dat een `veer' of  `pluim ' vormt.
De Groenendaeler en de Tervuerense zijn de langharigen.

KORTHAAR: het haar zeer kort op het hoofd, aan de buitenkant van de oren en het onderste van de ledematen. Het is kort op de rest van het lichaam en voller aan de staart en rond de hals, waar het een halskraag vormt, die begint aan de ooraanzet en dooraanzet en doorloopt tot de keel. Bovendien is de achterzijde van de dijen met langere haren bevederd. De staart lijkt op een korenaar maar vormt geen staartveer.
De Mechelaar is de kortharige.

RUWHAAR: hetgeen de ruwharige vooral kenmerkt is de ruwheid en de droogheid van het haar, dat bovendien krassend is en warrelig. De haarlengte is ongeveer 6 cm en over het hele lichaam gelijk, maar wel korter op de neusrug, het voorhoofd en de ledematen. Noch de haren rond de ogen, noch de haren die de voorsnuit bedekken mogen zo uitgegroeid zijn dat ze de vorm van het hoofd verbergen. De snuitgarnituur nochtans is verplicht. De staart mag geen veer vormen.
De Laekense herder is de ruwharige.

Vachtkleuren: 
Masker:

bij de Tervuerense en de Mechelse herders moet het masker zeer goed geprononceerd zijn en de neiging hebben de boven- en de onderlippen, de mondhoeken en de oogleden te omvatten in één enkele zwarte zone. Voor het masker wordt een strikt minimum van acht zichtbare pigmentatiepunten bepaald: de beide oren, de beide bovenste oogleden en de beide boven- en onderlippen, die zwart moeten zijn.

Zwart-gevlamd (charbonné):
bij de Tervuerense en de Mechelse herders betekent zwart-gevlamd dat er haren zijn met zwarte uiteinden, waardoor de grondkleur wordt beschaduwd. Dit zwart is in ieder geval `gevlamd' en mag zich noch als grote platen, noch als echte strepen (stroming) vertonen. Bij de Laekense herder komt het zwart-gevlamd onopvallender tot uiting.

Groenendaeler:
uitsluitend eenkleurig zwart.

Tervuerense herder:
uitsluitend zwart-gevlamd vaalros (fauve-charbonné) en zwart-gevlamd grijs (gris-charbonné), met zwart masker; de zwart-gevlamde vaalrosse kleur blijft nochtans de voorkeur hebben. Het vaalros (fauve) moet warm zijn, noch licht, noch uitgewassen. Een hond wiens vachtkleur anders is dan zwart-gevlamd vaalros of niet de gewenst intensiteit vertoont, kan niet beschouwd worden als een elitehond.

Mechelaar:
uitsluitend zwart-gevlamd vaalros (fauve-charbonné), met zwart masker

Laekense herder:
uitsluitend vaalros (fauve), met sporen van zwart-gevlamd (charbonné), voornamelijk op de voorsnuit en de staart.

Alle variëteiten:
een weinig wit op de voorborst en de tenen wordt geduld.

Grootte, gewicht en maten:

Schofthoogte:
de gewenste hoogte is gemiddeld     

  • 62 cm voor de reuen,

  • 58 cm voor de teven.

Grenzen: naar beneden 2 cm, naar boven 4 cm.

Gewicht: 

  • reuen ongeveer 25 - 30 kg,

  • teven ongeveer 20 - 25 kg.

Lichaamsmaten: normale gemiddelde maten bij een Belgische Herder reu die een schofthoogte heeft van 62 cm:

  • Lichaamslengte (vanaf het boogpunt tot aan het zitbeen): 62 cm.

  • Hoofdlengte: 25 cm.

  • Snuitlengte: 12,5 à 13 cm.

Fouten: 

Elke afwijking van het bovengenoemde moet als een fout beschouwd worden, die bestraft wordt naargelang de ernst ervan.

Algemeen voorkomen: plomp, zonder elegantie; te licht of te tenger; langer dan hoog, inschrijfbaar in een rechthoek.

Hoofd: zwaar, te krachtig, zonder parallellisme, onvoldoende gebeiteld of droog; voorhoofd te rond; stop te uitgesproken of te vlak; snuit te kort of geknepen; ramsneus; wenkbrauw- of jukbeenbogen te uitstekend

Neusspiegel, lippen, oogleden: sporen van pigmentverlies.

Gebit: onregelmatige inplanting van snijtanden. Zware Fout: het ontbreken van één snijtand (1 I), één premolaar 2 (1 P2), één premolaar 3 (1 P3), of van drie premolaren 1 (3 P1).

Ogen: licht, rond

Oren: groot, lang, te brede aanzet, laag ingeplant, divergent of convergent.

Hals: tenger; kort of diepliggend.

Romp: te gestrekt; borstkas te breed (cilindrisch).

Schoft: vlak, laag 

Bovenbelijning: rug en/of lendenen lang, zwak, doorgezakt of gewelfd.

Kruis: te hellend, overbouwd

Onderbelijning: te diep of te ondiep; te veel buik.

Staart: te lage aanzet; te hoog gedragen, een haak vormend, afbuigend.

Ledematen: te licht of te zwaar van bot; slechte standen gezien van opzij (bv. te schuine voormiddenvoeten of zwakke polsen), van voren (bv. naar binnen of naar buiten gekeerde voetstand, uitgedraaide ellebogen, enz.) of van achteren (bv. achterbenen nauw, wijd of tonvormig, hakkeneng of hakkenwijd, enz.); te weinig of overdreven gehoekt.

Voeten: spreidtenen.

Gangwerk: nauwe beweging, te korte paslengte, te weinig stuwing, slechte rugoverbrenging, steppende gang (hoogdraven).

Vacht:
de vier variëteiten: onvoldoende ondervacht.
Groenendaeler en Tervuerense: haar wollig, gegolfd of gekruld; haar onvoldoende lang.
Mechelaar: halflang haar waar het kort zou moeten zijn; gladhaar; ruwe haren tussen het korte haar verspreid; gegolfd  haar.
Laekense: haar te lang, zijdeachtig, gegolfd, gekroesd of kort; vol met fijn haar, in plukken verspreid tussen het ruwe haar; te lang haar rond de ogen of aan de onderbek; dichtbehaarde staart.

  • Kleur:
    de vier variëteiten: brede, diepe, witte borstvlek ('plastron'); wit op de voeten, dat hoger reikt dan de tenen.  
    Groenendaeler:
    rosse schijn in de vacht; grijze broek.
    Tervuerense: grijze kleur.
    Tervuerense en Mechelaar: stroming; onvoldoende warme tinten; het zwart-gevlamd onvoldoende of overmatig aanwezig of in platen over het lichaam verdeeld; onvoldoende masker.
    Tervuerense, Mechelaar en Laekense: het vaalros te licht; een zeer verdunde grondkleur, 'uitgewassen' genoemd, wordt beschouwd als een zware fout.
     

  • Karakter: honden met te weinig zelfvertrouwen of die hypernerveus zijn..

Diskwalificerende Fouten: 

Karakter: agressieve of angstige honden.

Algemeen voorkomen: afwezigheid van rastype.

Gebit: bovenvoorbeet; ondervoorbeet, zelfs zonder verlies van contact (omgekeerd schaargebit); kruisgebit; ontbreken van een hoektand (1 C), een scheurkies boven (1 P4) of onder (1 M1), een molaar  (1 M1 of 1 M2, uitgenomen M3), een premolaar 3 (1 P3) plus een andere tand, of in totaal drie tanden  (uitgenomen de premolaren 1) of meer.

Neusspiegel, lippen, oogleden: sterk gedepigmenteerd.

Oren: hangend of kunstmatig rechtop gehouden.

Staart: afwezig of gekort, vanaf de geboorte of door couperen; te hoog en ringvormig gedragen of opgerold

Vacht: afwezigheid van onderwol.

Kleur: alle kleuren die niet overeenstemmen met de beschrijvingen van de variëteiten; te uitgebreide witte aftekeningen op de voorborst, zeker waarneer deze doorlopen tot aan de hals; wit op de voeten, dat hoger reikt dan halfweg de voor- of de achtermiddenvoeten en dat sokken vormt; witte vlekken elders dan op de voorborst en op de tenen; afwezigheid van masker, evenals een snuit die lichter gekleurd is dan het geheel van de vacht bij de Tervuerense herder of de  Mechelaar (omgekeerd masker).

Schofthoogte: buiten de opgelegde grenzen.

N.B.: De reuen moeten twee normale testikels hebben, die volledig in het scrotum zijn ingedaald.

Kruisingen - intervariëteiten paringen:  paringen tussen verschillende variëteiten zijn verboden, behalve in zeer bijzondere gevallen, wanneer toestemming wordt verleend door de bevoegde nationale fokcommissies (tekst 1974, opgesteld te Parijs)


 

Afdrukken