Belgische Herder Club Nederland - Logo

Naslagwerken

Maagkanker

Inleiding:
Tumoren van het gastro-intestinale stelsel (maag-darmstelsel) komen relatief weinig voor en vertegenwoordigen minder dan 1 procent van alle tumoren bij gezelschapsdieren. Bij de hond komen in de maag met name de volgende tumoren voor: adenocarcinomen, maligne lymfomen, leiomyo(sarco)men en fibrosarcomen. Af en toe komen ook poliepen voor in de maag. Goedaardige maagtumoren worden bij honden vaker gezien dan bij katten, maar de meeste maagtumoren zijn kwaadaardig. Bij de hond is het adenocarcinoom de meest voor komende maagtumor. Het adenocarcinoom komt het meest voor bij honden met een leeftijd van zeven tot tien jaar. Mannelijke dieren lijken gevoeliger voor deze tumor.

Maagkanker is een zeer nare ziekte. Verschijnselen komen vaak pas tot uiting als de tumor in een vergevorderd stadium is hierdoor is maagkanker een echte sluipmoordenaar.

de meest voorkomende verschijnselen:

  • vermagering
  • anorexie (gebrek aan eetlust)
  • braken
  • braken met bloed

Wat te doen als u denkt dat uw hond maagkanker zou kunnen hebben?

Vooral regelmatig braken en braken met bloed kunnen symptomen zijn maar niet elke hond die een keertje braakt of een wat mindere eetlust heeft hoeft kanker te hebben. Andere oorzaken waarom een hond kan braken zijn bv iets verkeerds hebben gegeten. Als de hond vaak of regelmatig braakt (chronisch braken=langer dan 7-10 dagen) kunnen de oorzaken ook een voer allergie zijn, een chronische maagdarmonsteking, leverproblemen, nierproblemen, parasitaire infecties (bv wormen), een maagzweer etc.

Wij hopen dat u er nooit mee te maken krijgt maar mocht uw hond symptomen krijgen zoals boven beschreven dan is het belangrijk om te weten dat maagkanker bij de Tervuerense Herder en de Groenedaeler regelmatiger dan bij andere rassen voorkomt. Het is zaak om geen tijd te verliezen en om zo snel mogelijk naar een dierenarts te gaan welke gespecialiseerd is in deze vorm van kanker. Het is belangrijk om een goede diagnose te laten stellen door een dierenarts die ervaring heeft op dit gebied. Uw fokker en rasvereniging kunnen u helpen bij het zoeken naar het juiste adres.

Chirurgische ingrijpen is momenteel de enige potentiele optie. De effecten van chemotherapie zijn nog onbekend. Het adenocarcinoom groeit infiltratief en metastaseert (zaait uit) vaak naar onder andere lymfeknopen, de lever of de longen. Doordat de klachten veroorzaakt door de tumor pas zo laat optreden, is een operatie om de tumor te verwijderen bijna altijd moeilijk tot onmogelijk. Daarbij komt dat de tumor door een ongunstige ligging technisch zeer moeilijk en meestal niet meer is te verwijderen is.

Dit alles maakt de prognose in de regel ongunstig.

Endoscopie (door middel van een flexibele slang in het lichaam kan kijken) en het nemen van biopten (kleine stukjes weefsel wegnemen om te onderzoeken) is de te prefereren diagnostische test, omdat hiermee bijna alle maagtumoren en eventuele andere mucosale (slijmvlies) ziekten kunnen worden vastgesteld. Microscopische onderzoek van de weefsels is noodzakelijk om een maagkanker te kunnen diagnosticeren.

Hoe vaak komt het voor?

Amerikaanse data vermeldt dat maag carcinomen bij gemiddeld 0,1 procent van alle honden voorkomen. Bij bepaalde rassen komen maagcarcinomen echter beduidend vaker voor. Helaas komt het meer voor bij de Tervuerense en Groenendaelers.

Erfelijkheid
Een erfelijk verband voor maagcarcinoom bij de Tervuerense herder werd eerder al gesuggereerd op basis van Italiaans onderzoek en Amerikaans onderzoek. In Nederland wordt momenteel veel onderzoek gedaan door drs. Sanne Hugen (dierenarts & promovenda) en Dr. Paul Mandigers (dierenarts & hoofdonderzoeker). Het is nu wel vast komen te staan dat deze vorm van kanker erfelijk aanwezig is bij onze langharen. Dit wil niet zeggen dat het bij de Mechelaar en Laekense herder niet zou kunnen voorkomen maar wel is duidelijk dat het bij de langharen veel vaker voorkomt. Wit u meer weten over dit onderwerp of het onderzoek steunen dan vind u onderaan dit artikel enkele nuttige adressen, u kunt ook contact opnemen met de rasverenigingen.

Fokkerij en maagkanker

Op dit moment zijn er geen testen beschikbaar. We kunnen dus niet door een bloedtest of andere test laten bepalen of ouderdieren erfelijk belast zijn met deze ziekte. Ook kunnen we niet testen of een pup later maagkanker kan krijgen. Hopelijk zal het onderzoek ertoe lijden dat we in de toekomst wel testen gaan krijgen. Een bijkomend probleem is dat honden het vaak pas op latere leeftijd krijgen waardoor ze vaak al voor de fok zijn ingezet. Een fokker kan dus uitsluitend proberen om zoveel mogelijk informatie over de voorouders te verzamelen bij de keuze van zijn fokdieren. Helaas kan de fokker niet uitsluiten dat hij een hond fokt die maagkanker krijgt.


Namens de B.H.C.N.

Pauline Koning- Stern-Hanf.

Dit artikel is gebaseerd op het artikel :

Incidentie van maagcarcinomen bij de Nederlandse Tervuerense herders geboren tussen 1991 en 2002. auteurs: Danielle Lubbes en Erik Teske, Paul J.J. Mandigers.

Met speciale dank aan dierenarts Dr. Paul J.J. Mandigers (Veterinair Internist-Neuroloog VSC "De Wagenrenk" en Universitair Hoofdocent Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren Utrecht).

Voor een maagscopie kunt u contact opnemen met o.m.

Het Veterinair Specialistisch Centrum “De WagenRenk”

website: http://www.wagenrenk.com/
Keijenbergseweg 18
6705 BN Wageningen

Tel: 0317- 419 120
Fax: 0317- 420 480
Of via een email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Dr. Paul Mandigers: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Drs. Sanne Hugen: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. (promovenda maagtumoren onderzoek)

De Stichting “Nederlands KankerFonds voor Dieren” (NKFD)

website: http://www.nkfd.nl/
p.a. Dierenziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen

van Diemenstraat 83, 

4535 AR Terneuzen
email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Vanaf 1 mei 2018 is dr. Paul Mandigers voltijds werkzaam bij de UKG waar hij een neurologie-neurochirurgie centrum gaat opzetten. En zal dan meer tijd hebben voor zijn genetische studies, meer tijd voor o.m. dit onderzoek.
Bent u ooit als eigenaar bij Paul Mandigers in Wageningen gezien en u wilt bij hem onder controle blijven dan kan dit.
Het enige wat u hoeft te doen is de receptie van de Wagenrenk (0317-419120) te vragen het dossier (waar u als eigenaar: eigenaar van bent) door te laten sturen naar de receptie van de UKG (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.).
Dr. Mandigers heeft drie dagen per week poli in Utrecht. Voor controle patienten heeft hij speciale plaatsen.
Wilt u een afspraak maken? Bel met 030-2539411 en vraag om een afspraak met dr. Mandigers. Geef aan dat u een oud Wagenrenk patient bent.
Bent u een nieuwe patient/eigenaar en betreft het een Belgische herder en maagproblemen neem dan rechtstreeks contact op met 0618196223 (Anne-Marie Smolders) zodat er nog steeds
snel en op de juiste wijze een diagnose gesteld kan worden. Ik heb rechtstreeks contact met dr. Mandigers.
Anne-Marie Smolders
 

EPILEPSIE BIJ DE HOND

Epilepsie bij de hond is een redelijk vaak voorkomend neurologisch probleem. Het komt bij rashonden en niet-rashonden voor. De aandoening gaat gepaard met min of meer heftige epileptiforme aanvallen (stuipen). Deze aanvallen kunnen een behoorlijke impact op het gezin hebben. Behandeling van epilepsie en leren leven met een hond met epilepsie is goed mogelijk, mits u als eigenaar een goed team met uw dierenarts vormt en dat u op de hoogte bent van een aantal belangrijke zaken rondom epilepsie.

De erfelijkheid van epilepsie is voor zowel rasverenigingen, fokkers als dierenartsen een belangrijk onderwerp. Immers een fokker wil weten of hij zijn fokdieren nog wel kan gebruiken voor de fokkerij en een dierenarts zal als deskundige hierin moeten adviseren. En hoewel er meerdere goede

publicaties over dit onderwerp zijn verschenen is het beantwoorden van de erfelijkheidsvraag niet eenvoudig. Immers zijn de verschillende rassen wel vergelijkbaar en is elke vorm van epilepsie wel echt epilepsie?

De verschillende vormen van epilepsie

Het woord epilepsie is afkomstig uit het Grieks en betekent overname of aanval.

De meeste onder ons verstaan onder het woord epilepsie precies dat wat het Griekse woord betekent: een aanval waarbij bewustzijn verlies optreedt en de patiënt tonisch-clonische krampen vertoont. Tonische krampen (waarbij alle spieren secondenlang verstijven en de ademhaling stokt) en clonische krampen (waarbij de spieren heftige ongecontroleerde bewegingen maken).

Het zou beter zijn wanneer we uitsluitend spreken van epileptiforme aanvallen en de term epilepsie in een bredere context plaatsen. Met het woord epilepsie bedoelen we eigenlijk alle vormen van epileptiforme aanvallen en niet alleen de gegeneraliseerde vorm. Vroeger onderscheidde men in de diergeneeskunde drie vormen:

de gegeneraliseerde, partiele en atypische vorm. En men stelde (ten onrechte) dat alleen de

gegeneraliseerde vorm de ‘echte’ erfelijke epilepsie was. Recent onderzoek heeft aangetoond dat dit onjuist is. Binnen een ras kunnen zich meerdere verschijningsvormen manifesteren. In het verleden zijn ten onrechte de mildere vormen van aanvallen aangeduid als zijnde niet erfelijke varianten.

Tegenwoordig delen we de oorzaken in twee groepen:

  1. primaire epilesie dan wel idiopathische (dwz van onbekende oorsprong) danwel genetische epilepsie (PES = primary epileptic seizures). Bij primaire epilepsie vinden de aanvallen plaats zonder aanwijsbare oorzaak elders in het lichaam. We spreken dan ook wel van primaire epilepsie indien er door middel van onderzoeken geen aanwijsbare oorzaken gevonden kunnen worden. In de meeste gevallen zien we eerste aanvallen op een leeftijd van 1-6 jaar ontstaan. We zien echter ook vaak dat de eerste aanvallen door de eigenaar gemist worden en dat op oudere leeftijd de eerste aanvallen lijken te ontstaan. De behandeling bestaat meestal uit het geven van medicijnen welke de aanvallen onderdrukken.
  2. We spreken van secundaire epilepsie wanneer de epileptische aanvallen veroorzaakt worden door aanwijsbare andere aandoeningen in het lichaam. De behandelinge bestaat meestal uit het verhelpen van de oorzaak. SES: Met de term SES doelt men op secundaire epilepsie welke ontstaat door een probleem in de schedel. Enkele oorzaken zijn: infectieuze oorzaken, tumoren, hydrocephalus (waterhoofd), trauma, hypoxie (zuurstoftekort), meningoencephalitis hersenvliesontsteking). Met de term RES (reactive epileptic seizures) doelt men op alle secundaire oorzaken welke zich buiten de schedel bevinden. Enkele voorbeelden zijn: stofwisselingsproblemen, vergiftigingen, hartproblemen en zuurstoftekorten. Aanvallen kunnen zich presenteren als een klassieke aanval maar ook als een partiele (gedeeltelijke) aanval. In principe kunnen dieren van alle leeftijden last van secundaire epilepsie krijgen, maar gezien de problemen meestal op oudere leeftijd. Men mag echter niet stellen dat een gedeeltelijke of mildere vorm van aanval al of niet de erfelijke vorm van epilepsie is.

-1-

Gegeneraliseerde epilepsie:

Een epileptiforme aanval bestaat uit vier stadia.

  1. De prodrome is de fase waarin de aanval opkomt en wordt gekarakteriseerd door een bewustzijnsverandering. Dit kan dagen tot uren voor het ictus plaats vinden. De eigenaar zal dit stadium beschrijven als een periode waarin rusteloosheid, overdreven aandacht of een andere gedragsverandering plaats vindt.
  2. Het aura vindt seconden tot minuten voor de feitelijke ictus plaats. De eigenaar kan dit stadium beschrijven als een periode waarin de hond vreemd kijkt (het 'wit' van de ogen zien, rollen van de ogen) of een kortdurend vreemd gedrag vertoont (klappen met de kaken, zoeken naar de eigenaar).
  3. De derde fase is het ictus. Dit is een periode van enkele minuten met tonische (langdurige) en clonische (kortdurende) krampen. Meestal ligt de patiënt of valt op zijn zijde en verliest zijn bewustzijn. Tijdens een klassieke epileptische aanval krijgt uw dier spierkrampen. De poten strekken zich en de kop draait naar achteren. Soms stopt de ademhaling tijdelijk. Daarna gaan de spieren van de kop en poten samentrekken. Door verlies van controle over de spieren kan uw dier de urine of ontlasting laten lopen (incontinentie). Ook kan het dier gaan kwijlen. Soms gaat een dier janken, blaffen of grommen. Bewustzijnsverlies: Uw dier raakt buiten bewustzijn en is niet meer aanspreekbaar. Bij sommige vormen blijft uw dier echter wel of gedeeltelijk bij bewustzijn. Houdt u er rekening mee dat dit voor het dier eng kan zijn: denk dus altijd ook om uw eigen veiligheid!
  4. De post-ictale fase kan seconden tot dagen duren. Soms schudt de patiënt zich uit na het ictus en is weer geheel hersteld echter vaker zal er een korte of langere periode herkenbaar zijn van òf verminderd bewustzijn òf slapen òf juist een periode van extreme rusteloosheid. De patiënt kan dan langere tijd ronddwalen, gedesoriënteerd zijn, blind lijken en/of zelfs tijdelijk geheugenverlies hebben. Dit type aanval wordt ook wel 'grand mal' genoemd.

Niet altijd presenteert een gegeneraliseerde aanval zich zo duidelijk. Bij sommige dieren kan het mogelijk zijn dat men gèèn prodrome of een postictus kan onderscheiden. Soms is de aanval heel kort en doorloopt niet duidelijk alle fases. Dergelijke aanvallen werden vroeger wel ten onrechte 'petit mal' genoemd. Zoals hierboven beschreven betekent het optreden van een klassieke gegeneraliseerde aanval niet per sé het aanwezig zijn van primaire epilepsie.

Partiële (gedeeltelijke of onvolledige) epileptiforme aanvallen

Deze beginnen in principe lokaal en presenteren zich ook als zodanig maar niet zelden kan de aanval over gaan in een gegeneraliseerde aanval. Bij een patiënt kunnen de aanvallen zowel partieel

als gegeneraliseerd zijn. Bekende voorbeelden zijn de honden met bijvoorbeeld een aanval waarbij de hond even wegzakt of bijvoorbeeld een aanval die zich beperkt tot delen van het hoofd of de pootjes. De patiënt kan hierbij bij bewustzijn blijven. Let echter wel op, dit is niet hetzelfde als we tijdens de slaap kunnen zien wanneer de hond bv met de poten loopbewegingen maakt, huilt of smakt, deze dingen horen gewoon bij het dromen

Clustering en status epilepticus

Aanvallen kunnen ook clusteren. Dit betekent dat uw dier meerdere aanvallen achter elkaar heeft. Tussen de aanvallen is wel de postictale fase herkenbaar. Dit is zeer vermoeiend voor het dier. Als laatste kan een dier een ‘status epilepticus’ krijgen. Dit betekent dat uw dier meerdere aanvallen achter elkaar heeft, zonder een postictale fase. Dit is een levensbedreigende situatie!


Wanneer noemen we het primaire epilepsie: de criteria
.

  • In de regel zien we de eerste toeval(len) op een leeftijd tussen de 6 maanden en 5 jaar. Toevallen die voor de leeftijd van 6 maanden of na de leeftijd van 5 jaar voorkomen hebben vaak een herkenbare oorzaak en de behandeling is in eerste instantie gericht op het verhelpen van die oorzaak. Toch gaat deze regel gaat niet altijd op! Recent onderzoek toonde aan dat zelfs honden ouder dan 6 jaar nog steeds in deze groep kunnen vallen.
  • Meestal hebben de epileptiforme aanvallen de vorm van een klassieke gegeneraliseerde aanval dan wel een partiële aanval. Als de aanval partieel start dan wordt deze vaak tijdens de aanval gegeneraliseerd. Dit hoeft echter niet!
  • Tussen de aanvallen door, de zogenaamde inter-ictale periode, is de patiënt gezond en worden geen afwijkingen gezien.
  • Er is geen (duidelijke) relatie tussen het optreden van de epileptiforme aanvallen en beweging en/of voeding. Soms treden de aanvallen wel op na een (sterk) emotionele situatie (bijvoorbeeld na angstsituaties, extreme vrolijkheid, bezoek aan de dierenarts, etc).
  • Tijdens het lichamelijk en neurologisch onderzoek worden er geen afwijkingen van het normaalbeeld gevonden.

Hoe vaak komt het voor?

Primaire epilepsie komt regelmatig voor bij alle hondenrassen en kruisingen. De incidentie (hoe vaak het voorkomt) van primaire epilepsie wordt bij de hond op 0.5-0.6% tot 1% geschat. Doordat het sterk rasgebonden voorkomt kan de incidentie per ras aanzienlijk variëren. Bij bepaalde populaties kan het oplopen tot 17%.5 Door dit sterk rasgebonden voorkomen wordt dan ook vermoed dat primaire epilepsie erfelijk is. Primaire epilepsie wordt in de regel evenveel bij teven als reuen gezien hoewel er ook uitzonderingen voorkomen.Bij de teven kan het aantal toevallen gedurende de loopsheid toenemen.

Wat te doen bij een epileptische aanval?

  • Een epileptische aanval is zonder medicatie (rectaal dan wel via de bloedbaan toe te dienen) niet voortijdig te stoppen. Het is belangrijk te beseffen dat uw hond tijdens een aanval geen enkele bewuste coördinatie heeft.
  • Probeer rustig te blijven. Afwachten en observeren is het juiste advies
  • Schuif eventueel meubels aan de kant zodat het dier zich niet kan verwonden.
  • Indien u meerdere honden heeft kunt u deze beter naar een andere ruimte brengen
  • Noteer de duur van de aanval en de verschijnselen.
  • Probeer niet uw hond te kalmeren door hem te aaien of proberen vast te houden!
  • Probeer zeker geen tabletten in te geven!
  • Duurt de eigenlijke aanval langer dan 5 minuten, dan belt u uw dierenarts.
  • Is het de eerste aanval van de hond, dan kunt u het beste de volgende dag een afspraak met uw dierenarts maken om de hond te laten onderzoeken.

Behandeling van epilepsie

Wel of niet behandelen?
Na een enkele aanval wordt eigenlijk nooit direct met medicijnen gestart. Het is verstandiger om een beeld te krijgen van de frequentie van de aanvallen. Sommige dieren krijgen maar eens per jaar of nog langer een aanval. Behandeling is dan niet nodig.Wanneer de aanvallen in frequentie toenemen kan wel een behandeling gestart worden. Over het algemeen wordt pas met een medicinale behandeling gestart wanneer de aanvallen vaker dan eens per 2-3 maanden optreden en/of wanneer de naweeën van een aanval erg lang duren.

Het doel van de behandeling:

  • Verlengen van de tussenpozen van de aanvallen
  • Verkorten van de lengte van de aanvallen
  • Verminderen van de ernst van de aanvallen

Dagboek
Wanneer u denkt dat uw hond een epileptische aanval heeft gehad is het verstandig om een dagboek aan te leggen. Hierin beschrijft u een aantal zaken die van belang kunnen zijn voor de dierenarts bij eventuele behandeling. Epilepsie kan zich in de loop van de tijd langzaam verergeren, in frequentie, ernst en duur van de aanvallen. De therapie dient afhankelijk van deze ontwikkeling eventueel aangepast te worden. Daarom is het zeer verstandig om een dagboek aan te leggen van de aanvallen.        
Van elke aanval noteert u :

  • De datum van de aanval(ivm de frequentie)
  • De duur van de aanval (onderscheid maken in de verschillende fasen)

      De verschijnselen:

  • Omvallen en bewustzijnsverlies
  • Hevige krampen over het hele lichaam
  • Krampachtige bewegingen met de poten
  • Klapperen met de kaken
  • Schuimbekken
  • Verlies van urine
  • Verlies van ontlasting

Prognose

Er zijn genoeg gevallen bekend waarbij honden in hun hele leven maar één of enkele epilepsie aanval(len) krijgen. Dieren met epilepsie kunnen in principe net zo oud worden als gezonde dieren. Buiten de aanvallen hebben zij een normaal leven. Slechts een enkele keer slaat een medicatie niet aan en hebben of krijgen honden in toenemende mate aanvallen. Wanneer de frequentie of de ernst van de aanvallen dusdanig zijn dat de kwaliteit van leven in het geding is, kan het lastige besluit tot euthanasie genomen moeten worden.

Is epilepsie erfelijk?

Over de erfelijkheid van epilepsie is al veel geschreven. Toch is het een illusie om te denken dat het antwoord kant-en-klaar gegeven kan worden. Deels komt dit doordat het een complexe ziekte is waarbij niet iedere lijder hoeft te laten zien dat hij het heeft en waarbij tal van externe invloeden een rol spelen. Daar komt bij dat er verschillende verschijningsvormen zijn die soms ten onrechte gebruikt zijn om het als ‘niet-erfelijk’ te bestempelen.


Wanneer spreken we van erfelijkheid?

1. De ziekte begint steeds op een zelfde leeftijd.

Nagenoeg alle erfelijke ziekten zich steeds weer manifesteren op een zelfde leeftijd.
Wanneer we kijken naar de ziekte epilepsie dan zien we bij meerdere rassen een bepaalde leeftijd wanneer de eerste aanval gezien wordt. Een ruwe regel is dat het dus tussen 6 maanden en 5 jaar moet beginnen. Dat dit niet altijd zo is weten we inmiddels ook. Per ras kan dit weer verschillen.

2. De ziekte heeft steeds weer hetzelfde klinisch beeld.

Erfelijke ziekten hebben de neiging zich steeds weer op eenzelfde manier te presenteren. Zo ook epilepsie. Toch zit er zoals eerder beschreven variatie in. Het gevaarlijke van dit is dat een fokker die liever niet ziet dat zijn ouderdieren uitgesloten worden voor de fokkerij, ‘het anders zijn van een aanval’, dus ten onrechte kan gebruiken als bewijs van niet erfelijk zijn.

3. De ziekte heeft steeds dezelfde patholoog anatomische afwijking.

Bij de meeste erfelijke ziekten ziet men steeds een heel specifieke, steeds weer dezelfde, lichamelijke afwijking. Helaas vinden we bij honden met epilepsie in principe geen hersenveranderingen. Dat maakt dat we bij epilepsie deze regel niet kunnen gebruiken. Uiteraard komen er wel erfelijke vormen van epilepsie voor waarbij dit wel zo is maar dat zijn extreme verschijningsvormen.

4. De lijders zijn allemaal meer aan elkaar verwant dan aan de rest van de populatie (=ras). Deze stelregel noemt men ook wel een familiair verband. Als een bepaalde ziekte veel in een bepaalde familie voorkomt dan is dat een aanwijzing om aan te kunnen nemen dat het erfelijkheid is. Dus puur het feit dat de ziekte binnen een specifieke familie met lijders meer voorkomt dan bij de rest van het ras.

5. Bij inteelt neemt de frequentie (aantal lijders) toe.

Wat is inteelt? Een individu krijgt zowel erfelijke informatie van zijn vader als van zijn moeder. Inteelt is een zeer nauwe verwantschap. Wij kunnen hierbij denken aan: vader x dochter, moeder x zoon, broer x zuster en halfbroer x halfzuster. Deze laatste hebben één ouder gemeenschappelijk. Lijnenteelt is een minder zware vorm van inteelt bij lijnteelt gaat het ook om het combineren van nauw verwante dieren men fokt dan honden in de bloedlijn van de gemeenschappelijke voorouders.

6. Uit veel onderzoek is het bekend dat bij inteelt de kans op erfelijke ziekten toe gaat nemen bij nauwere verwantschap. Dit kan dus goed gebruikt worden om erfelijkheid verder aan te tonen. Wanneer de lijderdieren een duidelijk hogere inteeltcoëfficiënt (drukt de mate van inteelt uit) hebben dan de rest (de gezonde dieren van diezelfde populatie) dan suggereert dit weer erfelijkheid. Een lage inteeltcoëfficiënt zegt overigens niet dat de ziekte niet erfelijk is!

7. De ziekte is terug te voeren op een specifieke chromosomale afwijking.
Het bewijs is echt geleverd wanneer we het gen kunnen vinden! Als er ergens iets met dit materiaal mis gaat dan kan een erfelijke ziekte ontstaan. Het zal dus voor zich spreken dat als je de fout kunt vinden je daarmee de ziekte op zijn meest basale niveau aantoont.

Momenteel vinden er veel onderzoeken plaats. Ook voor de ziekte epilepsie wordt dit uitgevoerd maar tot op heden heeft het slechts bij een enkel ras iets opgeleverd. Bij de Belgische Herder zijn er op dit moment nog geen testen om op de aanleg voor epilepsie te kunnen testen.

8. De ziekte is uiteindelijk terug te voeren op een heel specifieke afwijking van één eiwit molecuul. Als er ergens iets mis gaat met de reproductie van kernzuren (RNA of DNA) dan kan een erfelijke ziekte ontstaan.


Tot slotte.

Epilepsie zoals we dit bij de hond zien is naar alle waarschijnlijkheid bij diverse rassen erfelijk zoals ook bij de Belgische Herder. Echter de vererving is niet zo simpel terug te voeren op één gen. Het is aannemelijk dat de vererving afhankelijk van meerdere genen (polygeen) en afhankelijk van meerdere factoren is, zodat we niet mogen verwachten dat we met een simpele DNA test alles kunnen oplossen. Onderzoek is in volle gang is ook niet iets waarvan we op heel korte termijn resultaten mogen verwachten. Wij hopen dat er in de toekomst een test beschikbaar komt zodat we het fokbeleid hierop zouden kunnen afstemmen. De taak van de fokker is nu om zo zorgvuldig mogelijk de fokdieren te selecteren. Helaas kan een fokker nooit garanderen dat de door hem gefokte hond geen epilepsie krijgt. Zoals aan het begin van dit artikel werd aangegeven komt bij alle honden, ras of niet, epilepsie voor. Bij de langharige Belgische Herders komt het helaas vaker voor dan bij de kort en ruwharige Belgische Herder. Mocht een hond epilepsie krijgen dan dient de fokker de eigenaar zoveel mogelijk bij te staan. Hoewel epilepsie een heel nare ziekte is kunnen de meeste honden met epilepsie, met of zonder medicatie, een prima leven leiden. Maar liever zouden we zien dat er geen enkele hond meer epilepsie kreeg.

Namens de B.H.C.N.: Pauline Koning-Stern Hanf

dit artikel is tot stand gekomen met behulp van meerdere artikelen waaronder met name het artikel uit de Hondenwereld van: Dr. P.J.J. Mandigers, Dierenarts-specialist Interne Geneeskunde & Neurologie. Internist-Neuroloog bij het Veterinair Specialistisch Centrum “De Wagenrenk” (Wageningen) & Universitair Hoofddocent Veterinaire Neurologie Universiteits Kliniek voor Gezelschapsdieren (Utrecht)

Elleboogdysplasie

Wat is ED?

Elleboogdysplasie betekent letterlijk “elleboogmisvorming” en wordt meestal aangeduid met de afkorting ED. Elleboogdysplasie is een afwijking aan de ellebooggewrichten waarbij de ontwikkeling van de ellebogen bij een jonge, opgroeiende hond niet normaal verloopt en de gewrichten misvormd kunnen worden, variërend van licht afwijkend tot zwaar misvormd, waarbij de hond veel pijn heeft en kreupel kan gaan lopen. ED komt niet alleen voor bij rashonden, maar ook bij kruisingen. ED wordt veroorzaakt door diverse erfelijke factoren en kan verergerd worden door omgevingsfactoren.

Risicorassen

Meestal worden de wat zwaardere rassen getroffen door elleboogdysplasie en vaak komt de aandoening aan beide ellebogen voor. De Berner Sennenhond, Duitse Herder, Golden Retriever en Labrador Retriever behoren tot de risicorassen. Daarnaast wordt de aandoening onder andere gezien bij de Newfoundlander, Rottweiler, Sint Bernard, Mastiff, Engelse Springer Spaniel, Australian Shepherd, Chow Chow, Shetland Sheepdog en Shar-Pei. Er kan sprake zijn van een geslachtsvoorkeur die verschilt van ras tot ras: bij de Berner Sennenhond zijn er meer teven

met ED, bij de Rottweiler zijn het weer meer de reuen die worden getroffen. Per ras komt de ene

vorm van ED meestal meer voor dan de andere: zo zien we bij de Rottweiler vaak LPC en zelden OCD, bij de Berner Sennenhond LPC, bij de Duitse Herder LPA en minder LPC en bij de Labrador vooral OCD. Niet zelden blijken honden met OCD in de elleboog ook te lijden aan gewrichtsproblemen in schouder, hak, knie of heup.

Belgische Herder

Hoewel de Belgische Herder niet tot de zogenaamde risico rassen wordt gerekend komt ED ook bij Belgische Herders voor. Op dit moment lijkt het vooral wat vaker bij de Laekense Herder voor te komen maar aangezien de laatste 10 jaar vooral de Laekense herders geröntgend worden op ED lijkt het bij deze variëteit meer voor te komen dan bij de andere variëteiten. Of ED in de praktijk ook vaker bij Laekense voorkomt is pas te officieel te meten wanneer er bij de andere variëteiten ook meer geröntgend zou worden. Waarom er bij de andere variëteiten minder geröntgend wordt is waarschijnlijk doordat er weinig klachten zijn maar dit is niet met zekerheid te zeggen.

Symptomen

Als gevolg van afwijkingen in de elleboog kunnen er verschillende symptomen optreden, meestal tussen de vierde en zesde levensmaand van de hond. De ernst van de klachten is afhankelijk van de mate van afwijking en het betreffende ras. Symptomen als perioden van kreupelheid, het in stand de ellebogen naar binnen of naar buiten gedraaid houden, een scheppende gang waarbij de voorvoet opendraait (‘supineert’) bij het strekken, het naar buiten draaien van de voorvoet (‘wijzen’), verzet tegen het buigen en/of strekken van de elleboog, een stijve, rechte gang van de voorpoten en minder actief of speels zijn, passen bij de diagnose acute elleboogdysplasie. Deze symptomen geven geen aanwijzing over de specifieke vorm van ED die in het spel is: die moet via röntgenbeelden of tijdens een operatie definitief worden vastgesteld. Als beide ellebogen zijn aangedaan, kan het kreupel lopen soms moeilijk worden waargenomen. De kreupelheid kan door verdikking van het kapsel en toename van botvorming toenemen, maar in veel gevallen komt het niet tot kreupelheid en blijft elleboogdysplasie onontdekt. Het zijn deze dieren die de aandoening tijdens de fok ongemerkt kunnen verspreiden.

Afwijkingen

ED is een verzamelnaam voor vier aandoeningen aan het ellebooggewricht. De aandoeningen kunnen onafhankelijk van elkaar voorkomen, maar vaak zien we dat er meerdere gelijktijdig optreden, en dat de ene aandoening de andere veroorzaakt.


Bij Los Processus Coronoïdeus (LPC) en Los Processus Anconeus (LPA), breekt een stukje kraakbeen af of raakt dat beschadigd. Het losse stukje zorgt voor irritatie en ontsteking in het gewricht en leidt uiteindelijk tot kraakbeen- en gewrichts-beschadiging.

Bij Osteochondrosis dissecans (OCD) treedt een storing op in de

afwijkingen

omzetting van kraakbeen naar been. Hierdoor ontstaat een slecht doorbloede, dikke kraakbeenzone in het gewricht. Die zone sterft af en vormt een losse kraakbeenflap in het gewricht.

Bij incongruentie sluiten de gewrichtsvlakken niet goed op elkaar aan, wat veelal wordt veroorzaakt door een ongelijke groei tussen het spaakbeen (radius) en de ellepijp (ulna).

Als er niet op tijd ingegrepen wordt, leiden al deze beschadigingen onherroepelijk tot artrose: slijtage en botwoekeringen met als gevolg verstijving van het gewricht.

Oorzaken

Sinds 1990 weten we dat we te maken hebben met een erfelijke afwijking op basis van afwijkingen in meerdere genen tegelijk. LPA was de eerste vorm van elleboogdysplasie die in 1965 in de Verenigde Staten werd beschreven bij de Duitse Herder en de Sint Bernard.

Er zijn veel verschillende erfelijke factoren in het spel bij het ontstaan van ED: de kwaliteit van bot, spieren en banden spelen een rol, maar ook de groeisnelheid, de stand van de voorbenen en de hoek die de opperarm met de onderarm vormt, worden door onder andere erfelijke factoren bepaald. Een hond kan aanleg hebben voor ED (het erfelijke deel) maar omgevingsfactoren bepalen vervolgens of en hoe die aanleg tot uiting komt Het is duidelijk dat erfelijke aanleg een van de oorzaken is. Daarnaast is overbelasting t.g.v. overmatige en foutieve beweging een belangrijke oorzaak evenals overgewicht en foutieve voeding. Met foutieve voeding wordt bedoeld voeding met een te hoog of te laag calcium percentage, 0,8 tot 1,0% is correct

Omgevingsfactoren

Naast de erfelijke factor hebben milieufactoren een belangrijke invloed op de ontwikkeling van ED, in zowel positieve als negatieve zin. Voeding, groeisnelheid, lichaamsgewicht, beweging en spierontwikkeling zijn omgevingsfactoren die u zelf kunt beïnvloeden.

Voeding en daarmee samenhangend groeisnelheid en overgewicht

Een verkeerde verhouding in het gehalte aan fosfor en calcium kan te snelle groei veroorzaken, de ontwikkeling van de spieren kan dat niet bijhouden; de pup heeft geen kracht genoeg om het gewicht tijdens een langere wandeling goed te blijven dragen. Te veel voeding veroorzaakt overgewicht. In beide gevallen neemt de druk op het ellebooggewricht toe en is al snel sprake van overbelasting en kan slijtage van het gewricht optreden.

  • Beweging en spierontwikkeling
    De mate, duur en soort van beweging hebben ook een sterke invloed. Door wild spelen, draaien en springen krijgt het ellebooggewricht veel te verduren. Hoe groter de krachten die op de gewrichten worden uitgeoefend, hoe groter de kans op beschadigingen. Bespiering vangt dit in enige mate op. Is de spierontwikkeling (nog) niet optimaal, dan neemt de belasting ook toe. Zeker als de wandeling of beweging langer duurt dan de spierontwikkeling aankan, geeft dat grotere kans op schade.        

Diagnose

In tegenstelling tot heupdysplasie, waarbij röntgenologische HD geen klinische klachten hoeft te geven, uit elleboogdysplasie zich vrij snel en duidelijk.
Ernstige Artrose

Men gaat met een kreupele hond naar de dierenarts, deze zal zijn vermoedens richting ED uiten en röntgenologisch onderzoek aanraden, waarna een diagnose wordt gesteld.

Behandeling

De behandeling is afhankelijk van de ernst van de klachten. Voor veel dieren kan worden volstaan met medicijnen, een uitgebalanceerd dieet en matige beweging. Indien dit onvoldoende effect heeft moet men chirurgisch ingrijpen, de losse botfragmenten en het beschadigde deel van het bot en/of kraakbeen verwijderen. Ongeacht de therapie kan er artrose ontstaan, maar hoe vroeger men er bij is, hoe minder vorming van artrose. Artrose zelf is niet chirurgisch te behandelen, wel de oorzaak van artrose. Er is niet aangetoond dat er middelen zijn waarmee artrose kan worden verholpen. Wel kunnen door het opleggen van gedragsregels en door het gebruik van pijnstillers de klachten worden verminderd.

Tips tijdens de groei van de pup en bij vaststelling van ED

U heeft invloed op de milieufactoren die invloed hebben op de ontwikkeling van ED. We zetten de tips even op een rijtje:

Beperk lichaamsbeweging

Wandel niet langer dan uw pup aankan en bouw dat langzaam op. Een grove maatstaf voor het aantal minuten per wandeling is het aantal weken dat de pup oud is. Dus met 8 weken zo’n 8 minuten per keer wandelen, met 20 weken 20 minuten per wandeling, enz.

Beperk draaien, springen, klimmen en glijden

Rechtlijnige bewegingen zijn goed, veel snelle draaien en springen zijn slecht. Ga dus niet eindeloos met balletjes gooien. Spelen met andere honden mag, maar stop het spel als het te ruig wordt of te lang duurt. Kies speelmaatjes die qua grootte en ontwikkeling bij uw pup passen. Niet laten traplopen tijdens de groei. Als het echt niet anders kan, leer hem dan om rustig de trap op en af te gaan. Laat hem niet steeds op de bank springen en er weer vanaf. Kijk uit met glijden op een gladde vloer, leg desnoods een speelkleed neer.

Geef goede voeding

Als u een goede, complete voeding geeft (brokken of vers vlees) zijn supplementen niet nodig, die doen eerder kwaad dan goed omdat ze tegengesteld kunnen werken aan de uitgebalanceerde samenstelling van het complete voer. Let op een goede calciumverhouding. Een calciumpercentage van 0,8% tot 1% is ideaal. Laat uw hond zeker niet te zwaar worden.

Bouw bespiering en conditie op

Geef dagelijks ongeveer evenveel beweging, dus niet in het weekend extra vaak of extra lange

wandelingen maken. Een goede bespiering helpt om de gewrichten stabiel te houden. Rechtlijnige beweging is goed. Fietsen is een prima activiteit die goed is voor de spierontwikkeling en de conditie. U kunt daarmee beginnen als uw hond een maand of 9 is; begin met het leren wandelen naast de fiets, en bouw dat heel geleidelijk uit. Echt gaan trainen kan pas vanaf een jaar, als uw hond lichamelijk is uitgegroeid. Let erop dat u uw hond alleen laat draven langs de fiets, niet gedurende langere tijd laten rennen; dat belast het lichaam te veel.

Officieel ED onderzoek

Binnen de B.H.C.N. is ED-onderzoek bij fokdieren niet verplicht maar wordt het wel sterk aangeraden om dit bij Laekense Herders te doen. Om officieel ED-onderzoek te laten verrichten. dienen de ED-foto’s te worden gemaakt door een dierenarts die daarvoor een overeenkomst heeft met de Raad van Beheer, en beoordeeld worden door een speciaal beoordelingspanel van de Raad van Beheer.

Het Beoordelingspanel

Een van de taken van het ED-panel van de Raad van Beheer, afdeling Gezondheid, Gedrag en Welzijn (GGW), is de beoordeling van röntgenfoto's van de ellebooggewrichten van honden.

De röntgenfoto's, de zogenaamde ED-foto's kunnen in principe door iedere praktiserende dierenarts die een overeenkomst met GGW heeft gesloten worden gemaakt. Voor de gegevens van een dierenarts in uw omgeving kunt u contact opnemen met de Raad van Beheer, afdeling GGW, telefoon 0900-7274663. Een voorwaarde is dat de hond een NHSB nummer moet hebben. Ook moeten de naam en adres gegevens van de eigenaar overeenkomen met hetgeen wat op de stamboom is vermeld. ED-foto's worden beoordeeld door een panel van drie deskundigen. Een zo objectief mogelijke beoordeling van de foto's die voor de ED-bestrijding onontbeerlijk is, wordt daarmee zo goed mogelijk gewaarborgd. De beoordeling van ED-foto's heeft tot doel informatie te verschaffen aan fokkers en rasverenigingen die gegevens over Elleboogdysplasie in hun fokprogramma willen gebruiken. Röntgenfoto's die bij GGW binnenkomen worden in principe eens in de twee weken beoordeeld. Nadat de beoordelingskosten door GGW zijn ontvangen, wordt de uitslag verzonden, tenzij de foto's niet aan de gestelde eisen voldoen.

ED-foto´s

Voor een goede beoordeling van de ellebooggewrichten op artrose zijn twee foto's van de hond van beide ellebogen nodig. Voor het onderzoek moet de hond achttien maanden oud zijn. Terwille van de betrouwbaarheid van de beoordeling worden er hoge eisen gesteld aan de kwaliteit en de

documentatie (identificatie) van deze röntgenfoto's. Wanneer niet aan deze eisen is voldaan, krijgt de dierenarts die de röntgenfoto's heeft gemaakt, daarvan bericht met een aantekening over hetgeen eraan mankeert met een verzoek om nieuwe röntgenfoto’s te maken. Een dergelijk verzoek wordt direct na de beoordeling van de röntgenfoto's verzonden. Ook de eigenaar krijgt hieromtrent bericht. De dierenarts wordt geacht contact op te nemen met de eigenaar van de hond om een afspraak te maken voor het maken van nieuwe ED-foto's. Het beoordelen van deze nieuwe foto's wordt niet

opnieuw in rekening gebracht. De foto wordt 6 weken na de registratiedatum (datum uitgifte certificaat) naar de eigenaar of dierenarts (dit wordt aangegeven op het formulier) verzonden die de foto heeft gemaakt. U krijgt uw foto dus direct retour of via uw eigen dierenarts als u daar prijs op stelt.

De uitslag

Het ED-panel zal haar eindoordeel t.a.v. de elleboogkwaliteit

beschrijven als een van de volgende classificaties:

• Vrij

• Grensgeval

• Graad 1

• Graad 2

• Graad 3

ED-beoordeling

De artrose-beoordeling wordt uitgevoerd vlgs de internationale normen bepaald door de "International Elbow Working Group".
De definitieve artroseclassificatie zal gelijk zijn aan de artrose-beoordeling van de slechtste van de beide ellebooggewrichten.

perfecte ellebogen

Bij het ED-onderzoek zal onderscheid worden gemaakt tussen rassen die op grond van internationale publicaties een verhoogd risico lopen. Bij deze rassen worden vier foto's per elleboog gevraagd. Bij de Belgische Herders zijn twee foto's per elleboog voorlopig voldoende.

 

De beoordeling van de onderdelen

De term "Elleboogdysplasie" wordt gebruikt, wanneer een of meer van de volgende aandoeningen in een ellebooggewricht aanwezig is of zijn:

  • 1. OCD (Osteochondritis dissecans, loslaten van een stukje kraakbeen van de bovenarm)
  • 2. LPC (Los processus coronoïdeus, loslaten van een stukje bot van de ellepijp)
  • 3. LPA (Los proc.anconeus , loslaten van een stuk bot op een andere plaats van de ellepijp)
  • 4. Incongruentie (een niet goed "passend" gewricht door een te lange of te korte ellepijp ten opzichte van het spaakbeen). Ieder van de genoemde afwijkingen leidt na enkele maanden tot "artrose". Onder artrose wordt verstaan veranderingen van een gewricht (botreacties) die in de loop van het ziekteproces kunnen ontstaan, die blijvend zijn en vooral gekenmerkt worden door startpijn (kreupele stappen net na het opstaan), "er doorheen lopen" (dus beter lopen na enige tijd) en een terugval na veel inspanning.

Elleboogdysplasie en fokkerij

In het algemeen geldt; hoe beter de kwalificatie van de ellebogen, hoe kleiner de kans dat de nakomelingen ED zullen ontwikkelen. Dit is echter geen garantie dat alle nakomelingen van negatief beoordeelde honden ook negatief zullen zijn, de kans is alleen groter. De wijze van vererven kan per ras verschillen. Bij de Laekense Herders wordt aangeraden om de ellebogen te laten onderzoeken. Het onderzoek kan in de toekomst wellicht verplicht worden maar het is momenteel nog niet verplicht. In het algemeen wordt gesteld dat er met honden die vrij van ED zijn of graad 1 hebben gefokt kan worden maar dat honden met de uitslag graad 2 of 3 van de fok worden uitgesloten. Om eventueel alleen met ED vrije honden te fokken hangt af van het aantal beschikbare fokdieren en de ruimte in de genenpopulatie, te strenge selectie zou een te grote druk op de genetische variatie kunnen zetten waardoor het inteeltpercetage te veel zou stijgen met alle nadelige gevolgen vandien.

Uw hond en ED

Het mooist is het natuurlijk wanneer de hond vrij van ED is. Honden die niet vrij blijken te zijn van elleboogdysplasie, maar die hiervan geen uiterlijke verschijnselen tonen kunnen hier later wel last van krijgen maar dat hoeft niet. Op grond van de foto's kan niet voorspeld worden in welke mate ze later problemen kunnen krijgen. Dit is afhankelijk van de aard en de ernst van de aandoening en het gebruik en de aard van de individuele hond. Het is wel verstandig erop toe te zien dat de hond niet te zwaar wordt en dat ook anderszins overmatige belasting van de ellebogen wordt vermeden. Dit is vanzelfsprekend wel afhankelijk van de eisen die aan de hond gesteld worden als huishond of als werkhond. In geval van twijfel kunt u dit met uw dierenarts bespreken.

Tot slotte

De ED-beoordeling maakt duidelijk of een individuele hond ED heeft en zo ja, in welke mate. Een

röntgenfoto die geen ED laat zien, is echter geen garantie dat de hond geen erfelijke aanleg voor ED heeft. Iets dat wel belangrijk is om te weten als u gaat fokken of wanneer u een pup koopt is dat; een aanleg kan doorgegeven worden en dat dus ook wanneer de ouders goede ellebogen hebben uw pup mogelijk wel ED kan ontwikkelen. Om erachter te komen of uw hond mogelijk erfelijk belast is, kunt u de ED-uitslagen van nestgenoten, ouders en voorouders bestuderen. Grofweg kan gezegd worden dat veel goede uitslagen bij de directe familie ook meer kans geven op goede ellebogen bij de pups. Heeft u na dit artikel nog vragen dan kunt u altijd contact met de rasvereniging opnemen.

Namens de B.H.C.N.:

Pauline Koning- Stern-Hanf

Deze informatie is samengesteld uit meerdere bronnen. Bronnen zijn o.a. de Raad van Beheer en verschillende dierenartsenpraktijken met name het artikel van Dierenartsen Bob en Martine Carièrre.

Artikelen

De artikelen in dit menu zijn door de leden op te vragen bij het Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

U koopt een rashond!

In de pers is de laatste tijd de rashond zeer negatief uit de verf gekomen. U gaat een Belgische Herder kopen, wat moet u weten en wat kunt u verwachten? U verwacht een gezonde leuke hond en meestal komt deze verwachting ook uit. Relatief gezien hebben we een gezond ras. Toch komen er zoals bij elk ras ook bij de Belgische Herder problemen voor. Een aantal dingen kunnen fokkers op voorhand laten onderzoeken. Maar het is niet mogelijk alle problemen uit te sluiten door te testen. Helaas is niet elke hond gezond. In het koopcontract dat u van de fokker krijgt spreekt u af wie er voor wat verantwoordelijk is indien de hond toch een gebrek zou hebben. Hoe komt het echter dat een fokker u niet kan garanderen dat een hond geen erfelijk probleem kan ontwikkelen? In het stuk hieronder krijgt u uitleg over fokken en wat daar bij komt kijken.

Fokken, selectie en genetica!

Selectie: Een erg belangrijk, zo niet het belangrijkste deel van het fokken is de selectie van de ouderdieren. We kunnen wel een aantal criteria noemen waaraan een combinatie van ouderdieren zou moeten voldoen. Om met een reu of teefje te fokken moeten ze een zeer goede vertegenwoordiger zijn van hun variëteit, met een goede gezondheid en een goed karakter.

Het uiterlijk: Bij voorkeur is de kwaliteit van de ouderdieren vastgesteld op de clubmatch of op een grote C.A.C.-tentoonstelling. De keurmeester kijkt op zo’n tentoonstelling of een hond qua uiterlijk een goede vertegenwoordiger van zijn ras is.

Het karakter van de hond: Is een hond geschikt als fokreu of fokteef? Zijn de honden in huis gehouden of uitsluitend in een kennel? Zijn de ouderdieren sociaal? Vaak is de reu niet in het bezit van de fokker. U kunt meer over zijn gedrag te weten komen door te kijken naar wat er met de reu is gedaan. Het beoefenen van welke vorm van sport en gehoorzaamheidstraining is een graadmeter voor het gedrag. Vrij goede graadmeters zijn ook karakter/gedragstesten. Hoewel er ook wel wat kritiek op deze testen is, is de uitkomst een redelijke indicatie voor het karakter van de hond.

Wanneer u de pup eindelijk heeft gekozen en mee naar huis heeft genomen dan begint uw werk. De pup moet aan alles gewend worden. Een pup vergt veel tijd. En kost geld. Bedenk dat goed voordat u zo'n schattig pupje mee naar huis neemt!

Gezondheid: Niet elke afwijking is erfelijk. Afwijkingen kunnen aangeboren zijn maar hoeven niet altijd via de ouders te zijn verkregen. Bij aangeboren afwijkingen kan er iets zijn misgegaan door b.v. medicijngebruik tijdens de dracht of zuurstof tekort tijdens de geboorte. Een aantal afwijkingen zijn erfelijk. Van deze zogenaamde erfelijke aandoeningen is bij sommige aandoeningen de aanleg erfelijk. Wanneer de aanleg erfelijk is, houdt dit in dat ook de omgeving een rol speelt. Een simpel voorbeeld is dat de aanleg tot dik worden erfelijk kan zijn maar dat de hoeveelheid voeding en beweging een grote invloed hebben of de hond ook dik wordt. Ook castratie en sterilisatie kan er toe bijdragen dat de hond dik wordt.

Het is mogelijk op een aantal erfelijke afwijkingen te testen maar helaas nog niet alle afwijkingen/ziektes. Er bestaan honderden, zo niet duizenden, afwijkingen. De meeste afwijkingen komen nooit voor in ons ras. Een aantal afwijkingen komen zeer zeldzaam voor. Wanneer een afwijking met enige regelmaat voorkomt dan kan er besloten worden om (als dat mogelijk is) de ouderdieren te onderzoeken. Dit onderzoek is dan verplicht.

Bij alle Belgische herders is onderzoek van de heupen verplicht voor men mag fokken.
Uit een röntgenologisch onderzoek moet blijken dat de honden waarmee gefokt gaat worden over goede heupen beschikken. De honden waarmee gefokt mag worden moeten de uitslag HD-A of HD-B hebben of een buitenlands equivalent hiervan.

Bij Laekense Herders is het sterk aan te bevelen om ook röntgenologisch onderzoek op elleboogdysplasie (ED) te laten uitvoeren.

Wanneer beide ouderdieren gecontroleerd zijn op een afwijking betekent dat dan dat de pups deze afwijking ook niet zullen hebben? Helaas niet, al is het risico wel veel kleiner maar ook pups van gezonde ouderdieren kunnen (ondanks onderzoek van de ouderdieren) wel HD of elleboogdysplasie krijgen.

Andere problemen die bij de Belgische herder voorkomen zijn o.a. het missen van een teelbal (mono- of cryptorchidie), epilepsie en maagkanker. Deze laatste twee aandoeningen komen voornamelijk bij de langharige variëteiten voor. Honden preventief laten onderzoeken op deze afwijkingen is niet mogelijk. Ook is het niet mogelijk om te bepalen of een hond drager is van deze ziektes. Een drager is zelf niet ziek maar kan de ziekte wel aan zijn nakomelingen doorgeven. Op dit moment probeert men te achterhalen welke genen verantwoordelijk zijn voor deze afwijkingen. Helaas zijn testen nog (verre) toekomstmuziek. Behalve bovengenoemde problemen kunnen er nog andere erfelijke ziektes bij honden voorkomen. De meeste ziektes komen niet of nauwelijks voor bij Belgische Herders. Voor veel ziektes bestaan er geen testen en al zouden die wel bestaan dan zou het ondoenlijk zijn om alle honden op duizenden mogelijke ziektes te onderzoeken. Wanneer echter een afwijking meer dan 5% van de populatie treft dan is het verstandig om (indien het mogelijk is) de honden te testen op die ziekte voordat ze voor de fok worden ingezet.

Indien er geen onderzoek op een erfelijke afwijking mogelijk is. Wanneer er bekend is dat er erfelijke problemen bestaan in een ras maar er geen test beschikbaar is, wat dan? Er zijn zeer veel verschillende ziektes die erfelijk kunnen zijn. Voor de meeste ziektes is er geen test. Bij ziektes als maagkanker en epilepsie zijn er geen testen. Een fokker zal zoveel mogelijk informatie proberen te verzamelen over de voorouders en hiermee proberen de kans op een erfelijk gebrek zoveel mogelijk te beperken. De fokker kan helaas nooit uitsluiten dat hij een hond fokt die een afwijking zal krijgen. De kans is groot dat er ergens (dat kan generaties terug zijn) in de voorouders wel een drager of lijder van een erfelijke ziekte voorkomt.

Lijnteelt en Inteelt

Geschiedenis van ons ras. Van inteelt en lijnteelt is veel gebruik gemaakt bij de opbouw van ons ras. Wanneer je de eerste stambomen en de stambomen na de twee wereldoorlogen bestudeert, kun je zien dat er zeer veel dezelfde honden op staan. Dit gebeurde in eerste instantie om een homogeen type te verkrijgen. De oorspronkelijke Belgische Herders waren zeer uiteenlopend van kleur en type. Om tot een meer eenvormig ras te komen is er zeer sterk op enkele honden ingeteeld. Na zowel de eerste als de tweede wereldoorlog waren er zo weinig honden over, dat men genoodzaakt was om het ras opnieuw op te bouwen met wat er aan honden nog beschikbaar was, wederom moest men sterk intelen om het ras te laten overleven.

Lijnteelt is het combineren van nauw verwante dieren, vaak gebeurt dit om het type of bepaalde eigenschappen vast te leggen. Men fokt dan honden in de bloedlijn van de gemeenschappelijke voorouders.

Inteelt is een veel nauwere verwantschap. Hier worden slechts vier combinaties toe gerekend: vader x dochter, moeder x zoon, broer x zuster en halfbroer x halfzuster. Deze laatste hebben één ouder gemeenschappelijk. Inteelt is in Nederland verboden. Om voor stambomen in aanmerking te komen mag men dus niet intelen.

Nadelen van inteelt en lijnteelt: Indien te lichtvaardig dieren die hier eigenlijk niet voor geschikt zijn, voor inteelt of lijnteelt gebruikt worden, dan geeft dit legio problemen voor het nageslacht. Indien er erfelijke problemen aanwezig zijn zullen deze versterkt worden en steeds vaker voorkomen.

Onjuistheden met betrekking tot inteelt: Bijna iedereen meent te weten, dat inteelt problemen veroorzaakt. Echter uitsluitend de reeds aanwezige problemen worden eerder fokzuiver en dus zichtbaar. Dat zijn dus geen nieuwe problemen maar potentiële problemen die als een soort tijdbom in het genetisch materiaal verborgen zijn. Inteelt veroorzaakt dus geen nieuwe problemen maar maakt alleen zichtbaar wat al verborgen aanwezig was.

Inteeltpercentage: Het inteeltpercentage is de mate waarin dieren onderling aan elkaar verwant zijn binnen een populatie. Kortom, hoeveel maal komt eenzelfde hond voor op een stamboom als je een aantal generaties terug kijkt.

Alle populaties die een gelimiteerde grootte hebben krijgen te maken met het verhoging van het inteeltpercentage. Wanneer wij naar de mens kijken zijn wij in het algemeen niet sterk onderling verwant. In geisoleerde gemeenschappen ligt dit echter anders. Hier zal men eerder trouwen met partners die aan elkaar verwant zijn.

Ook in de natuur komt dit bij wilde dieren voor. Een ras bestaat vaak uit verschillende semi-geïsoleerde gemeenschappen. Veel diersoorten leven in kleine groepen binnen een territorium. De dichtstbijzijnde volgende groep kan in feite zeer ver weg leven. In een geïsoleerde gemeenschap (b.v. wolven) zullen vooral de alfa-dieren voor nageslacht zorgen. Succesvolle dieren hebben meer kans om hun genen door te geven dan de zwakkere dieren uit een roedel. Dit is een natuurlijke selectie die tot gevolg heeft dat de onderlinge verwantschap stijgt.


Daarentegen zal er van tijd tot tijd een dier uit een andere roedel bijkomen. Jonge mannelijke dieren scheiden zich bij veel diersoorten van de groep af en gaan rondzwerven. Indien een dergelijk mannetje zich bij een nieuwe groep aansluit zorgt dit voor een bloedverversing en daalt het inteeltpercentage. Bij leeuwen is bekend dat wanneer een nieuwe leeuw zich bij een groep aansluit en de oude patriarch verjaagt, de nieuwe leeuw de welpen van de oude patriarch doodt om zelf zo snel mogelijk te kunnen paren. Wanneer er in het wild een kleine gemeenschap wolven gedeeltelijk uitsterft door een erfelijk probleem is dit een natuurlijke vorm van selectie.

Daarentegen is het wel heel droevig als uw geliefd huisdier, welke wordt beschouwd als een deel van het gezin, komt te overlijden. Hmmm...inteelt, misschien toch niet zo'n goed idee?! Het is al jaren dan ook niet meer toegestaan bij in Nederland gefokte rashonden.          

Tot slot

U zoekt een hond die goed bij uw past, zowel qua uiterlijk met een mooie vacht, als karakter en gezondheid, soms willen mensen een grote hond of juist een heel kleine hond. Kortom u heeft een ideaal plaatje in uw hoofd. Staar u ook niet blind op één eigenschap, probeer het totaal te overzien. Informeer uzelf goed. Blijf kritisch en probeer zoveel mogelijk te weten te komen, bijvoorbeeld via de rasvereniging, fokkers, dierenartsen, andere eigenaren, het internet etc.

Fokken is niet gemakkelijk, aangezien de fokker met veel dingen rekening moet houden. De meeste fokkers doen erg hun best om een fijne en gezonde hond te fokken. Gelukkig is het overgrote deel van de Belgische herders een fijne en gezonde hond. Gebreken en ziektes komen helaas voor en zijn nooit helemaal uit te sluiten. Wettelijk wordt een hond gezien als een product. Bedenk echter wel dat een hond geen pakje boter is!

Namens de B.H.C.N.: Pauline Koning- Stern Hanf